U bent hier: pagina: Gedichten hoofdstuk: Gedichtenbundel paragraaf: berenkolder
Informasie...
Gedichtuh zullu nooit zwichtu!
 
                    
                     “De Berenkolder”
               

                    Heb je al gehoord van dat meisje uit de polder
                    Die heeft zomaar ineens de berenkolder
                    Opgelopen toen ze stond op die brug
                    En nu komt ze hierop nooit meer terug
                
                    Het is zielig voor zo’n meid nietwaar
                    Alle beren staan nu voor haar klaar
                    En zij maar broodjes smeren heel de dag
                    En dat is ongeveer alles wat ze nu nog mag
               
                    Nou ik zei het pas nog tegen mevrouw Verzagen
                    Bij ons thuis hoeven wij gelukkig niet te klagen
                    Daar gaat het leven van een leien dakje
                    En eten we alles behalve een prakje
                
                    Maar bij de buren van dat meisje de familie van der Grind
                    Hebben ze de laatste tijd toch zo’n last van hun eigen kind
                    Dat wil maar niet gaan slapen ’s-avonds na half acht
                    Het lijkt warempel wel alsof hij op de beren wacht
              
                    En nu ik dit bericht zo heb vernomen
                    Kan ik begrijpen hoe een en ander is gekomen
                    Je zou zo ’s-nachts maar beren horen grommen
                    Nou dan zou je zelf ook wel anders brommen
               
                    Maar mevrouw de Vos kwam met uitleg aandragen
                    Al die verhalen waren alleen maar om te plagen
                    Ze wou wel eens zien hoe de mensen konden schrikken
                    Als ze weer eens over een ander moesten klikken
               
                    En dokter Dwaas van driehoog op de hoek
                    Doet nu bij elke beer een onderzoek
                    En daarnet heeft hij me nog verteld
                    Hoe het nu met beren is gesteld
                
                    Hun vacht was schoon en hun hartje vol met leven
                    Hetgeen ze o zo graag aan mij zouden willen geven
                    En zolang iemand maar goed voor ze zou zorgen
                    Dan komt er altijd wel weer een nieuwe morgen
                
                    Ze zaten net nog in een rijtje op het plankje van m’n bed
                    Op precies dezelfde plaats waar ik ze gisteren heb neergezet
                    Hieraan kun je dus wel merken dat het troetelberen zijn
                    Die gewoon zitten te lummelen in de najaar’s zonneschijn
               
                    Kijk nu eens in de berenbox heel gauw
                    Daar ligt er eentje helemaal voor jou
                    Vind je het ook niet lief en juist heel eigen
                    Om een beertje van je goede vriend te krijgen
               
                    Luchrista