“Een periode”
‘Vrouwen’, vaak zeggen ze dat dan
Zijn wezens waar je van houwen kan
Maar menigeen die dit dan zegt
Treft het achteraf zeer slecht
Want je komt soms ook bedrogen uit
Nog voordat je tot trouwen dan besluit
Ze zijn gewoon gelijk een man
Daar trekt toch niemand zich wat van an
Verliefd zijn kent geen tijd
Al is het soms een ander waar je dan mee vrijt
Maar dit kan onze liefde niet doen koken
Anders hadden we dit wel uitgesproken
Nee, laat de mens maar schuifelen op z’n tijd
Voordat hij alleen nog op een houtje bijt
Dan blijft het geluk vast langer bij
En voelt men zich ook weer een beetje vrij
Dan kan men overal weer tegen
En bewandeld men zijn eigen wegen
Die dan geplaveid zijn met wat rozen
Enkel om je nu te laten blozen
Wat je overigens goed staat op jou toet
En welke je zo maar houden moet
Een wezen welk is blond en blauw
Heeft geen slaag gehad van enen vrouw
Maar ook een echte man die doet zulks niet
Misschien een gestoorde waarvan je het niet ziet
Eenieder die zegt ik houd van jou
Zegt dit heel vaak tegen een vrouw
Een man daarentegen wat minder frequent
Vast omdat je daar een vent voor bent
Al tranen vangend van het gemoed
Doe ik vele dingen weer niet goed
En dus doe jij het stille zwijgen rijzen
Om maar niet naar mij te hoeven wijzen
Dat, is de kracht wat vele vrouwen eert
En hetgeen een man dan ook begeert
Van twee borsten rond en vol
Daarvan slaat een man op hol
Krijgt hij een erectie, dat is zeker
En wordt zijn hart aldus steeds weker
De liefde uit het hart zal nu overwinnen
Waar je telkens weer mee kunt beginnen
Zo blijft een vriendschap tussen beiden
Een eeuwigheid te duren zonder lijden
Vele fases hebben wij reeds bewandeld
En de band is dan ook vaak behandeld
Maar telkens zagen wij de verlangens naar elkaar
Die jij in elk geval kon beantwoorden zowaar
Ik bezit nog niet die gave die jou onthult reeds lang
Maar een diep gesprek daarvoor ben ik juist niet bang
Dat vind ik lekker op z’n tijd
En kan ik zeggen wat mij spijt
De waarheid die ik plag te zeggen
Probeer ik dan zacht uit te leggen
Jaloezie is een kwaad geweten
Wat je dan ook snel maar moet vergeten
Ook al is een ander nog zo mooi
Zelf zit je in een glazen kooi
Welke vast niet snel zal breken
Maar op een goede plek vaak wordt bekeken
Misschien zul je begrijpen hoe het komt
Dat soms een liefde plots verstomt
Hoewel de onze daarentegen
Door vallen en opstaan is gebleven
En juist inhoudelijk heel erg veel
In kracht is toegenomen voor een deel
Te wijten aan een ander
En de rest toch door elkander
Hoe anders kan ik jou mijn lief betuigen
Dan hierbij voor jou neer te buigen
En ’n sleutel van het huis te geven
Met als hoop dat je hier nog heel veel mag beleven
Samen met je man en kinders
In een bloementuintje vol met vlinders
Nu is er dan de tijd gekomen
Waarvan wij alleen nog konden dromen
Na zolang nog bij elkaar te zijn
Zou men willen zingen een refrein
Zou je willen rondbazuinen in de stad
Dit is het wel, dit is je dat
Een huis, een huis, eentje uit zovele
Geen rode maar ook geen gele
Nee, een mooie precies zoals ik had gedacht
Is deze optrek nu geen pracht
Zo met dat tuintje voor en achter
Van onszelf zijn wij nu pachter
Ja, na 15 jaren zo bijeen gebleven
Konden wij elkander niks beters geven
Hierin volgt dan hopelijk weer een tijd
Vol met zelfverzekerdheid
Zo, hierbij sluit ik dit gedicht
En kijk ik eenmaal nog naar jouw gezicht
Een kus plaats ik op je beide wangen
En met je mond mag je dan de laatste vangen
Luchrista