Informasie...
Niet voor gevoel, niet voor de loel...
boek : 4 hoofdstuk : 190 menu_nr : 0 paragraaf : 596 alinea : 420 isFirst : 1
“Het Koningsbeertje”
Een vrolijk verhaal!
Diep in de bossen van Bergraver, zat het kleine beertje "Noppe". Op een boomstronk zat hij verdrietig voor zich uit te kijken naar de vissen welke af en toe boven het water uit sprongen. ' Ze hebben vast veel meer plezier dan hijzelf ' dacht Noppe hardop, ' sinds ik van huis ben weggelopen, heb ik eigenlijk alleen maar tegenslag gehad '!
Nu moet je weten dat Noppe de zoon was van zijne Majesteit Koningsbeer Noppe de VII en zijn vrouw Hare Majesteit Koninginneberin Javelinde van Dwarstakke. En vanaf het moment dat hij geboren was werd hij al groot gebracht door "Lyda" de Beren gouvernante. Deze gouvernante had van de Koningsbeer de opdracht gekregen om van Noppe een waardige opvolger van hem te maken. Hierdoor komt het dan ook dat Noppe helemaal geen vrienden had om mee te spelen of zich op andere wijze te vermaken. Daar had hij gewoonweg geen tijd voor omdat hij nog zoveel te leren had! Nu ging dit allemaal nog wel goed tot aan gisteren.
In de middag liet Lyda zich ziek melden bij Hare Majesteit de Koninginneberin. Nu wilde het toeval echter, dat Koninginneberin Javelinde de vervanger van de gouvernante juist 15 minuten geleden voor een boodschap naar haar zuster had gestuurd, welke woonde in het Verdrongen bos. Hierdoor mocht Noppe voor het eerst even niets doen op zijn kamertje, op één hoog in het Koningshol. Dit was hij natuurlijk niet gewend en verveeld keek hij door het venster dat uitzicht bood op een groot gedeelte van het rijk van zijn vader. Niet ver van zijn venster verwijderd waren juist op dat moment 'Ruben, Jannie en Fleurtje' aan het spelen en nadat hij hun zo'n half uurtje had gadegeslagen begon hem dit zoveel te interesseren, dat hij besloot om zachtjes naar buiten te gaan om te zien of hij misschien met hun zou kunnen meedoen. Doordat hij ongemerkt het hol moest verlaten was hij zo slim om de zijdeur te nemen welke alleen van binnenuit te openen was. Hierdoor kwam hij al gauw ongezien op de plaats waar hij tevoren nog de drie berenvriendjes had zien spelen. Eerst bleef hij nog wat onwennig en verlegen tegen een boom staan maar al gauw kon hij het niet nalaten om hen te vragen of hij misschien met hun mocht meespelen. Natuurlijk vonden de drie dat goed en al gauw leek het alsof ze gezamenlijk nog nooit iets anders hadden gedaan. Zo kwam het dus dat hij pas na ruim 'n uur in de gaten kreeg dat men hem aan het zoeken was.
Nu hij echter eenmaal een stukje vrijheid had geproefd had hij eigenlijk helemaal geen zin meer om nog langer te gaan leren en besloot hij om op de vlucht te gaan diep het Bergraverbos in. Door alsmaar door te rennen wist hij zijn achtervolgers al gauw te ontlopen. Maar rennen in een bos was hij helemaal niet gewend en hij struikelde dan ook meerdere malen over boomwortels en zandheuveltjes en een keer viel hij zo ongelukkig dat hij met z'n hoofd op een steen terecht kwam. Pardoes kreeg hij een bult op zijn kop zo groot en rood als een tomaat. De mooie kleertjes welke hij droeg waren nu helemaal vies geworden en hier en daar zat zelfs een flinke scheur. Eén van zijn schoenen waar gouden gespen op zaten bleef in de modder steken en hij probeerde hem er weer uit te krijgen met behulp van twee dikke takken. Na drie pogingen lukte hem dit eindelijk maar nog voordat hij de schoen te pakken had, vloog de gesp zo de modder in en bleef daar voor altijd onvindbaar. Tot overmaat van ramp werd hij nadat er 12 uur voorbij waren, ondersteboven gelopen door een wild zwijn dat van al die fratsen van "Noppe" niets moest hebben en er zo van was geschrokken dat hij het op een lopen zetten . Maar hierdoor zag hij niet zo goed waar hij liep en rende daardoor het arme beertje pardoes omver. Daardoor gebeurde het dat hij na twee uur gelopen te hebben op een boomstronk bij het binnenmeer even wilde rusten. En zo kwam nu hij hier zo zat, dat hij meteen even de tijd om over zijn daden na te denken.
Maar naarmate hij langer zat te denken kreeg hij eigenlijk steeds meer spijt van zijn daad. "Hij had het toch bijzonder goed in het warme hol", dus waarom zou hij daar nu eigenlijk weg willen. Nog steeds zat hij voor zich uit te staren en daardoor merkte hij niet dat er langs de waterkant twee berinnen aankwamen welke zijn richting uitliepen. Toen ze nog maar misschien tien passen verwijderd waren schrok NOPPE plots op en wilde hij het weer op een lopen zetten. Maar de berinnen riepen hem vlug toe dat hij voor hùn niet hoefde weg te lopen omdat ze hem geenszins kwaad wilde doen. Ze wilde alleen maar even met hem praten. Noppe vond dit zo overtuigend klinken, dat hij hun wel wilde geloven. Trouwens zijn pootjes wilde helemaal niet meer rennen, daar waren ze veel te moe voor geworden, dat kan ook niet anders als je altijd maar binnen zit. De berinnen bleken door 'Javelide' de koninginneberin te zijn gestuurd om haar berenjong weer terug te vinden. En beiden luisterden aandachtig naar wat Noppe allemaal te klagen had. Nadat ze hem hadden belooft om alles met zijn moeder te bepraten en ook al omdat hij de afgelopen tijd nog niets gegeten had, van al dat rennen krijg je een reuze honger, gingen zij gezamelijk terug naar huis.
In het hol weer aangekomen renden alle bedienden naar de deur om Noppe te begroeten en te feliciteren met zijn behouden terugkomst. Regelrecht liep hij naar de woonkamer, daar aangekomen zag hij Vaderbeer en Moederbeer staan bij het kacheltje in de hoek van de kamer. Zijn moeder pinkte juist een traantje weg van geluk, ze was ook zo blij dat ze Noppe weer hadden gevonden! Papà wilde hem eerst een hartig woordje toespreken, echter 'Javelinde' weerhield hem hiervan en stelde zelfs voor om de klachten van haar zoon heel serieus te nemen. Ze eiste van de Koning dat hij vanaf heden zijn zoon minstens één uur per dag zou laten spelen of op andere wijze plezier liet maken. Tevens moest hij het dulden dat "NOPPE" zo nu en dan een vriendje in huis mocht halen om dan in zijn eigen kamertje te kunnen spelen. En mocht de 'Koning' hem dit weer verbieden, dan zou zij, Hare Majesteit Javelinde direkt het hol verlaten en tezamen met haar zoon Noppe bij haar zuster gaan wonen in het Verdrongen bos. De 'Koning' kon niet veel anders meer doen dan gewillig ja knikken en zo is alles dan toch weer goed terecht gekomen. Iedereen was weer blij en tevreden met het leventje dat hij leidde.
Luchrista